Eerste bewoning.
De bovengenoemde ‘Oal’n diek’, ‘oude dijk’ is van erg groot belang geweest voor Dijkerhoek. Deze, van oorsprong natuurlijke, zandhoogte is geologisch gezien van groot belang. Ten noorden van de ‘dijk’ wordt al het (regen-)water afgevoerd in noordwestelijke richting. Tegenwoordig tot aan Zwolle, aan het begin van onze jaartelling braken de riviertjes door de rivierduinen en stroomden daar in de Isala, wat we nu de IJssel noemen.
Wanneer voor het eerst mensen kwamen wonen in het gebied wat we nu Dijkerhoek noemen is niet helemaal duidelijk.
Volgens sommige bronnen leefden in de prehistorie niet meer dan 2000 mensen in het gebied wat we nu Overijssel
noemen. Eén van de gebieden die genoemd wordt is zuidelijk Salland (Deventer en omstreken). Stille getuigen zijn twee stenen vuistbijlen welke in 1852 in Bathmen zijn gevonden.
Maar ook in Dijkerhoek zelf zijn vondsten gedaan. Daar waar nu de familie Bronsvoort (Voorsboer) woont heeft in 1937 A.Wechstapel bij het ploegen een stenen bijl gevonden.
Uit de latere bronstijd zijn o.a. drie urnen gevonden op het Banekaterveld te Colmschate. Ook uit de Romeinse tijd
werd in 1984 in Colmschate een nederzetting blootgelegd.
Aan het eind van de 9e eeuw groeide de bevolking in deze regio. En of het nu Saksen waren afkomstig uit westelijk Duitsland of van andere komaf (Franken die de Saksen onder worpen hadden), vast staat wel dat het gebied westelijk van de IJssel onder de Saksische invloed lag.
Namen eindigend op -lo (Espelo, Loo) en eindigend op -hem of -heim (Bathmen) zijn typisch Saksisch.
Zoals gezegd; het is heel wel mogelijk dat het gebied ten noorden van de lijn Holten-Deventer heel nat en drassig was.
Dit wordt ook ingegeven door het feit dat eind 10e eeuw de noordgrens van het gouw Hamaland (een soort graafschap welke een groot deel van de Veluwe en de Achterhoek omvatte) vanaf de Randerzijl tussen Deventer en Olst richting Holten over de ‘Weicggestapolen’ verliep. De Randerzijl was van oorsprong een afwateringsgeul van het oppervlaktewater direct in de IJssel. In een document van de toendertijd heersende Rooms Duitse keizer Hendrik III aan de heerser over het gouw wordt voor het eerst gerept over de Weggestapel. We hebben het dan over het jaar 1046. En het gebied waar nu Dijkerhoek ligt behoorde niet bij Salland maar bij de Hisloa (de IJsselgouw, de latere graafschap Zutphen.

Ten zuiden van de ‘dijk’ werd het water via de Hunnepe (later gekanaliseerd tot Schipbeek) tot onder Deventer gevoerd om daar in de IJssel te verdwijnen.
Over deze half-natuurlijke dijk trokken de reizigers die bij Deventer de (aldaar ondiepe) IJssel overstaken en oostwaarts trokken. In de directe omgeving van Holten vindt al duizenden jaren bewoning plaats. Stille getuigen hiervan zijn de grafheuvels op o.a. de Zuurberg en op de Borkeld.
En daar waar de dijk een vrij scherpe hoek maakte ontstond Dijkerhoek. Vraag is of er eerder bewoning was direct noordelijk van de Holterdijk of dat door omstandigheden de route een stuk door het hedendaagse Dijkerhoek kronkelde.
Deventer was al een belangrijke plaats. Liggend bij een doorwaadbare plaats aan de IJssel. In 765 al stichte Lebuïnus er de voorloper van de beroemde kerk, al was het toen nog maar een houten gebouw. Hij noemde de plaats Daventria, vermoedelijk naar zijn eigen woonplaats Daventry in Angelsaksen (Engeland).
Het is niet onwaarschijnlijk dat, indien er al permanente
bewoning plaatshad in Dijkerhoekse dreven, ook door deze missionaris of zijn volgelingen zijn bekeerd. Immers was het gebied maar vanaf twee kanten benaderbaar, oostelijk vanuit Twente of westelijk vanaf Deventer. Bekend is dat verder in Salland Liudger de kerstening heeft doorgevoerd.
Omdat zowel Deventer als Salland onder de kerkelijke én de wereldlijke macht van de Bisschop van Utrecht vielen trok deze de banden steeds steviger aan tussen Deventer e.o. en de rest van Oversticht.
Vanaf 1308 is de grens tussen Oversticht, dus in dit geval Salland, en Gelre, waaronder graafschap Zutphen viel, zuiderlijk verlegd naar de rivier de Hunnepe, ruwweg: de tegenwoordige Schipbeek.
Waarom gingen er dan mensen wonen in dit gebied?
Waarschijnlijk zijn vooral de geografische aspecten het belangrijkste geweest. Ten eerste bleven de meeste zandruggen permanent droog, geschikt dus voor bewoning.
Daarnaast bood het drassige land een overvloed aan (rijs-)hout, eten en zelfs bescherming. Want zo’n duizend jaar geleden waren toch de veiligste plekken de (geheime) schuilplaatsen in de moerassige gebieden, daar waar onbekenden makkelijk verdwaalden. Of nog erger. Zeker in wat latere eeuwen als heel Overijssel veel heeft te duchten van roverij zijn deze schuilplaatsen nuttig, zo niet noodzakelijk.
|